CO2-emissierechten (ook wel koolstofcredits of -emissierechten geheten) maken onderdeel uit van een op de markt gebaseerd mechanisme dat is ontworpen om de uitstoot van verontreinigende stoffen mee in te dammen. Dit gebeurt via een emissiehandelssysteem (ETS) dat werkt op basis van het ‘cap-and-trade’-principe.
In een cap-and-trade-systeem stelt een centrale autoriteit of overheidsinstantie allereerst een maximum (een ‘plafond’) aan het totale volume van CO2-emissies dat ondernemingen gezamenlijk in een land of regio mogen uitstoten. Vervolgens wordt het aantal uit te geven CO2-emissierechten daarop afgestemd en moeten vervuilende bedrijven (op individueel niveau) koolstofemissierechten kopen waarbij met elk emissierecht 1 ton CO2-uitstoot kan worden gecompenseerd.
Het eerste emissierechtenprogramma werd in 1990, als onderdeel van de Clean Air Act Amendments, in de Verenigde Staten gelanceerd. Dit programma, bekendstaand als het Acid Rain Program (ARP), was gericht op het verminderen van de uitstoot van zwaveloxiden en stikstofoxiden vanwege het veroorzaken van zure regen. Voor dat programma werd toen al een cap-and-trade-systeem gebruikt (vergelijkbaar met wat later zou worden gebruikt voor koolstofemissierechten) om de uitstoot van zwavel- en stikstofoxiden mee te verminderen.
In de loop van de negentiger jaren werd de koolstofhandel ook steeds populairder in Europa, waar landen zoals het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Denemarken koolstofemissierechtenprogramma's lanceerden. Deze programma's waren in eerste instantie op vrijwillige basis en gericht op bedrijven in de energie- en industriële sector. In 2005 introduceerde de Europese Unie het European Union Emissions Trading System (EU ETS); het eerste cap-and-trade-systeem voor koolstofemissierechten (EUA’s, van European Union Allowances) op internationaal niveau.
Dit systeem werd gelanceerd als onderdeel van het Kyoto-Protocol; een uitwerking van het Klimaatverdrag (United Nations Framework Convention on Climate Change) uit 1992 die in de Japanse stad Kyoto in 1997 werd opgesteld, waarbij alle EU-lidstaten en nog eens 164 andere landen beloofden om de uitstoot van broeikasgassen te verlagen om klimaatverandering en de opwarming van de aarde tegen te gaan.
In 2009 werd onder de naam Regional Greenhouse Gas Initiative (RGGI) het eerste cap-and-trade-systeem voor koolstofemissierechten in de Verenigde Staten gelanceerd. Het RGGI-systeem is gericht op de elektriciteitssector in negen noordoostelijke staten. De verkoop van emissierechten verloopt via veilingen, waarbij de opbrengsten worden aangewend voor energie-efficiëntieprogramma's en hernieuwbare energieprojecten.
Nog even terug naar het eerste cap-and-trade-systeem voor koolstofemissierechten op internationaal niveau, het EU ETS, waar Nederland met nog 29 andere Europese landen aan meedoet en dat door de jaren heen is uitgegroeid tot het grootste emissiehandelssysteem ter wereld. Inmiddels zitten er meer dan 11.000 Europese bedrijven in het EU ETS die samen verantwoordelijk zijn voor 45% van de CO2-uitstoot in de EU. In 2019 bedroeg de totale waarde van de CO2-emissierechtenmarkt in Europa meer dan €170 miljard.
Tot slot: het idee achter koolstofemissierechten is afkomstig van het principe van het internaliseren van externe kosten. Hierbij moeten bedrijven de kosten van hun vervuilende activiteiten meewegen en doorberekenen in hun bedrijfsmodel. Dit omvat de kosten voor investeringen in schonere productiemethoden zodat de CO2-uitstoot (blijvend) omlaag gaat óf voor het kopen van koolstofcredits waarmee de CO2-uistoot wordt gecompenseerd. Anders gezegd: emissiehandel moet resulteren in de opname van externe economische kosten in de productiekosten, wat bedrijven stimuleert om investeringsrendementen en kapitaaluitgavenbeslissingen te overwegen op basis van een model waarin de kosten die gepaard gaan met het reduceren van de uitstoot van koolstof en broeikasgassen wordt meegenomen.