April was een moeilijke maand voor zowel de aandelen- als de obligatiemarkten. Daar lagen vooral hoger dan verwachte Amerikaanse inflatiegegevens en nog altijd veerkrachtige economische groeicijfers aan ten grondslag. Die wakkerden op hun beurt de angst onder beleggers aan dat de Federal Reserve (Fed) haar monetaire beleid niet zo snel zal versoepelen als eerder dit jaar nog werd gehoopt.
Bijgevolg steeg de rente op 2-jaars Amerikaanse staatsobligaties met 40 basispunten (bps) naar 5,0% en die op de 10-jaars met 47 bps naar 4,7%.
Het veranderde renteklimaat zorgde ervoor dat obligaties gedurende april mondiaal gemiddeld 2,5% in koers daalden terwijl aandelen wereldwijd met gemiddeld 3,7% onderuit gingen.
De oplopende rente had in april ook gevolgen voor de koers van de Amerikaanse dollar; ten opzichte van een mandje van andere belangrijke valuta sloot de Dollar Index de maand maar liefst 1,75% hoger af.
De arbitragestrategieën wisten zowel in de spot- als in de swapmarkt goed te profiteren van de oplopende dollarrente en de maand april wederom positief af te sluiten.